Tegenwoordig worden wedstrijden in typesnelheid vaak gezien als een spel — een intellectuele oefening of een test van vaardigheden. Maar achter dit «spel» schuilt een geschiedenis van belangrijke uitvindingen en sociale veranderingen. De typemachine werd een symbool van een nieuw tijdperk en veranderde voorgoed de geschiedenis van het schrijven en typen: zij maakte het mogelijk teksten veel sneller te maken dan met de hand en direct in een nette, leesbare vorm. Al aan het einde van de 19e eeuw verschenen er professionele typistes in kantoren, wier snelheid en nauwkeurigheid indrukwekkend leken.
De geschiedenis van de typemachine verdient bijzondere aandacht. Deze op het eerste gezicht bescheiden technische nieuwigheid veranderde de administratie, bevorderde de uitbreiding van de werkgelegenheid voor vrouwen in kantoren en instellingen, en legde de basis voor blind typen, dat zelfs in het digitale tijdperk zijn waarde niet heeft verloren. Moderne toetsenborden hebben de indeling van de eerste machines rechtstreeks overgenomen, en het vermogen om snel te typen is een universele vaardigheid geworden. Om te begrijpen hoe dit gebeurde, is het de moeite waard het ontwikkelingspad van de technologie en de opkomst van het fenomeen van typesnelheidswedstrijden te volgen.
De geschiedenis van de typemachine
Van oude drukkunst tot typemachine
Voor het eerst werden teksten en afbeeldingen op papier en stof gereproduceerd door middel van druk in het oude China. Dit wordt bevestigd door archeologische vondsten die in Oost-Azië zijn gedaan en dateren uit de 3e eeuw na Christus. Latere artefacten met gedrukte inscripties en tekeningen werden ook in het oude Egypte gevonden, en zijn meer dan 1600 jaar oud. Het gaat om bewaarde papyri en stoffen met afdrukken.
Als we het hebben over volwaardig boekdrukkunst — niet stukwerk, maar massaal, met gebruik van stempels en mallen — dan werd dit uitgevonden in China tussen de 6e en 10e eeuw. Het vroegste bewaarde voorbeeld van gedrukte productie is een houtsnedekopie van de «Diamantsoetra» (金剛般若波羅蜜多經), uitgegeven in 868.
Eeuwenlang bleef het drukken van teksten het domein van grote staats- en religieuze organisaties. Voor gewone mensen was dit proces te duur en nauwelijks toegankelijk. Pas in de 18e eeuw werden de eerste stappen gezet naar de creatie van individuele schrijfmachines — precies toen verschenen de eerste patenten op dergelijke apparaten.
De eerste pogingen om het schrijven te mechaniseren
Het idee om een apparaat te maken voor het typen van tekst ontstond lang voor de industriële revolutie. In 1714 kreeg de Engelsman Henry Mill een patent op een «machine of methode om letters één voor één te drukken». De beschrijving was echter te vaag, en er is geen bewijs dat het apparaat ooit werkelijk heeft bestaan.
Pas aan het begin van de 19e eeuw verschenen de eerste echt werkende exemplaren. Rond 1808 maakte de Italiaanse uitvinder Pellegrino Turri een schrijfmachine voor zijn vriendin, gravin Carolina Fantoni da Fivizzano, die haar gezichtsvermogen had verloren. Het apparaat zelf is niet bewaard gebleven, maar de door de gravin getypte brieven wel. Deze brieven kunnen worden beschouwd als enkele van de eerste teksten die door een mens met behulp van een machine zijn gemaakt.
Het voorbeeld van Turri inspireerde ook andere enthousiastelingen. In 1829 kreeg William Austin Burt in de Verenigde Staten een patent op een apparaat genaamd Typographer. De constructie leek op een primitieve drukpers: de operator koos symbolen één voor één en drukte ze met behulp van een hendel op papier. Hoewel het apparaat langzamer bleek dan handschrift en geen brede toepassing vond, wordt het beschouwd als de eerste gepatenteerde typemachine in de VS en een belangrijke schakel in de evolutie van de techniek.
In Europa verschenen in het midden van de 19e eeuw afzonderlijke projecten van schrijfmachines. Zo presenteerde de Franse uitvinder François Prévost in de jaren 1830 zijn eigen versie van een drukapparaat, terwijl ondernemers in Groot-Brittannië experimenteerden met machines voor administratieve doeleinden. Deze exemplaren waren verre van perfect, maar toonden duidelijk aan dat het idee van het mechaniseren van schrijven in verschillende landen weerklank vond.
Tegen het midden van de eeuw kreeg het zoeken een werkelijk internationale omvang. Uitvinders in Europa en Amerika probeerden actief een werkbare oplossing te vinden, maar echt commercieel succes werd pas in de jaren 1870 bereikt. Toen presenteerde de Deense predikant Rasmus Malling-Hansen zijn uitvinding — de «schrijfbal». De machine had een ongebruikelijke bolvorm: de toetsen bevonden zich op het oppervlak, als een speldenkussen. Voor die tijd viel hij op door zijn snelheid en de duidelijke afdruk van symbolen.
De belangstelling voor de nieuwigheid was zo groot dat zij al snel ook intellectuelen bereikte. De filosoof Friedrich Nietzsche kreeg de «schrijfbal» cadeau en probeerde er enige tijd op te werken, maar klaagde uiteindelijk over het ongemak van het typen. Ondanks dergelijke moeilijkheden werd het model van Malling-Hansen een belangrijke mijlpaal in de technische geschiedenis: het wordt beschouwd als de eerste schrijfmachine die vanaf 1870 in serie werd geproduceerd.
De geboorte van QWERTY en de triomf van Sholes
Een beslissende stap was de uitvinding van de Amerikaan Christopher Latham Sholes uit Milwaukee. Werkend als letterzetter en journalist probeerde hij sinds het midden van de jaren 1860 een handige schrijfmachine te maken voor gebruik in kantoren. In 1868 kreeg Sholes samen met collega's een patent op een prototype waarin de toetsen in alfabetische volgorde waren geplaatst. Dit schema bleek onpraktisch: bij snel typen botsten de hefboompjes met letters vaak tegen elkaar en liepen vast. Door verder te experimenteren veranderde Sholes de indeling van de toetsen, waarbij hij de meest gebruikte letters uit elkaar plaatste om het risico van vastlopen te verkleinen. Zo ontstond de QWERTY-indeling, genoemd naar de eerste zes symbolen van de bovenste rij.
In 1873 sloten Sholes en zijn partners een overeenkomst met het bedrijf E. Remington and Sons, bekend om de productie van wapens en naaimachines, dat de seriële productie van schrijfmachines op zich nam. In 1874 kwam het eerste model op de markt onder de naam Sholes & Glidden Typewriter of Remington No. 1. De prijs bedroeg 125 dollar — een enorm bedrag voor die tijd, vergelijkbaar met enkele duizenden dollars in huidige waarde.
Deze machine drukte alleen hoofdletters en had een ongebruikelijk vormgegeven behuizing, versierd met schilderingen en vergulding. Ondanks het opvallende uiterlijk waren de verkopen bescheiden: tussen 1874 en 1878 werden er ongeveer vijfduizend exemplaren verkocht. Al snel bood het bedrijf echter een verbeterde versie aan. In 1878 verscheen het model Remington No. 2, waarin voor het eerst de Shift-toets verscheen, waarmee men kon schakelen tussen hoofd- en kleine letters. Deze oplossing verhoogde het gebruiksgemak aanzienlijk: in plaats van eerdere constructies met een aparte toets voor elke lettervorm konden gebruikers nu dezelfde toets voor beide vormen gebruiken. Daardoor werd het toetsenbord compacter en werd het typen sneller en efficiënter.
De QWERTY-indeling vestigde zich geleidelijk als universele standaard, omdat deze werd gebruikt in de machines van Remington en zich snel verspreidde onder concurrenten. Dit vereenvoudigde het leren en maakte typen tot een massale vaardigheid. Al in de jaren 1890 produceerden tientallen bedrijven in de VS en Europa typemachines, maar de meesten moesten zich aan de indeling van Sholes houden. In 1893 verenigden de grootste Amerikaanse producenten, waaronder Remington, zich in de Union Typewriter Company en legden QWERTY formeel vast als industriestandaard.
Verspreiding en maatschappelijke invloed
Het laatste kwart van de 19e eeuw werd de tijd van de triomf van de typemachine. Terwijl in de jaren 1870 slechts enkele enthousiastelingen ermee werkten, ontstond in de jaren 1880 een nieuw beroep — typist of stenograaf. Bovendien kreeg dit beroep snel een «vrouwelijk gezicht»: duizenden jonge vrouwen leerden typen en vonden werk in kantoren en administraties. Volgens gegevens uit 1891 waren er in de VS ongeveer honderdduizend typisten, van wie ongeveer drie vierde vrouwen waren. Voor het Victoriaanse tijdperk was dit een belangrijke verschuiving: de vrouw die in de intellectuele arbeid actief was, was niet langer een zeldzaamheid. De typemachine opende voor hen de weg naar economische onafhankelijkheid, terwijl ondernemers toegang kregen tot een groot aantal opgeleide en relatief goedkope werknemers.
Rond 1900 waren er in Amerika en Europa al speciale typistenscholen die gecertificeerde operators opleidden. Tegelijkertijd begonnen er wedstrijden in typesnelheid plaats te vinden, en de snelste typisten werden echte beroemdheden van hun tijd.
Aan het begin van de 20e eeuw kreeg de constructie van de typemachines een klassiek uiterlijk: slagmechanische apparaten met letters op hefboompjes die via een inktlint op het papier sloegen. De eerste modellen drukten «blind» — de letters werden van onderen op de achterkant van het vel geslagen, en om het resultaat te zien moest de wagen worden opgetild. In de jaren 1880–1890 verschenen oplossingen voor «zichtbaar typen». Zo introduceerde het bedrijf Underwood in 1895 een model met frontale aanslag, waarbij de tekst direct zichtbaar was voor de operator.
Tegen de jaren 1920 hadden bijna alle machines het ons vertrouwde uiterlijk: een vierregelig QWERTY-toetsenbord met een of twee Shift-toetsen, wagenretour, inktlint en een belletje aan het einde van de regel. In de jaren 1890 kostte een standaard typemachine ongeveer 100 dollar — een bedrag dat gelijkstaat aan enkele duizenden in huidige waarde. Maar de vraag bleef stijgen, en sommige modellen werden in miljoenen exemplaren geproduceerd. Een van de meest succesvolle was de Underwood No. 5, die aan het begin van de 20e eeuw verscheen en meer dan twee miljoen keer werd verkocht.
Elektrificatie van de typemachine en de overgang naar computers
De volgende belangrijke stap in de ontwikkeling vond plaats in het midden van de 20e eeuw met de komst van elektrische typemachines. In dergelijke apparaten activeerde het indrukken van een toets een elektromotor die het symbool sloeg, waardoor de vermoeidheid van de operator werd verminderd en de algehele snelheid werd verhoogd. Leider op dit gebied was IBM, dat al in de jaren 1930 begon met de ontwikkeling. In 1961 presenteerde het bedrijf het revolutionaire model Selectric. In plaats van de gebruikelijke letterhefboompjes werd hier een verwisselbaar bolvormig element gebruikt dat draaide en kantelde om het gewenste symbool te typen. Deze constructie maakte het mogelijk snel lettertypen te wisselen en zorgde voor een grotere soepelheid en nauwkeurigheid.
De Selectric veroverde snel de markt: in de VS was zij goed voor tot wel 75% van de verkoop van typemachines. Zij werd het symbool van de kantoren van de jaren 1960–1970, en gedurende 25 jaar (1961–1986) verkocht IBM meer dan 13 miljoen machines van verschillende typen — een opmerkelijk resultaat voor kantoortechniek.
Tegen de jaren 1980 begon het tijdperk van de klassieke typemachines snel voorbij te gaan. Zij werden verdrongen door elektronische tekstverwerkers (word processors) en persoonlijke computers, die niet alleen typen, maar ook het bewerken van tekst vóór het afdrukken op papier mogelijk maakten. Het computerklavier erfde het werkingsprincipe en de indeling van de typemachine, maar bevrijdde de gebruikers van veel beperkingen: de onmogelijkheid om tikfouten te corrigeren, de afhankelijkheid van papier als enige drager van tekst, en het arbeidsintensieve mechanische onderhoud.
De productie van traditionele machines nam jaar na jaar af, en aan het begin van de 21e eeuw was de productie vrijwel gestopt. In 2011 sloot het Indiase bedrijf Godrej and Boyce, de laatste grote fabrikant van mechanische typemachines, zijn fabriek in Mumbai. In de magazijnen waren slechts enkele honderden exemplaren van het laatste model, de Godrej Prima, over, die voor ongeveer 200 dollar per stuk werden verkocht. Deze gebeurtenis werd het symbolische einde van een heel tijdperk: de typemachine maakte plaats voor computers en digitale tekstinvoer. Het concept van snel en correct typen bleef echter bestaan en werd een universele vaardigheid in het omgaan met het toetsenbord, zonder welke de moderne wereld moeilijk voorstelbaar is.
Interessante feiten over typemachines
- Mens — typemachine. In de eerste decennia na de uitvinding betekende het Engelse woord «typewriter» niet alleen het apparaat, maar ook de persoon die het gebruikte. In krantenadvertenties uit het einde van de 19e eeuw zochten werkgevers naar «skillful typewriters», waarmee zij bekwame typistes bedoelden. Pas later werd de term «typist» voor mensen ingevoerd, en werd het woord «typemachine» uitsluitend voor het apparaat gebruikt.
- De eerste getypte boeken. De Amerikaanse schrijver Mark Twain was een van de eersten die een typemachine gebruikte in de literatuur. Zijn boek Life on the Mississippi («Leven op de Mississippi», 1883) ging de geschiedenis in als het eerste werk dat volledig op een typemachine werd getypt. Opmerkelijk genoeg kon Twain zelf niet typen en dicteerde hij de tekst aan zijn secretaresse, maar juist dit manuscript introduceerde de uitgeverijen voor het eerst in de wereld van de getypte tekst.
- Zin met alle letters. Voor het leren typen en het trainen van blind typen werd de beroemde pangram bedacht: The quick brown fox jumps over the lazy dog («De snelle bruine vos springt over de luie hond»). Deze zin is bijzonder omdat hij alle letters van het Engelse alfabet bevat en daarom een klassiek oefenmateriaal werd voor het leren typen op het toetsenbord. De eerste vermeldingen dateren uit de jaren 1880, en aan het begin van de 20e eeuw stond deze zin in alle typeleerboeken.
- Het ontbreken van één en nul. Op veel oude machines waren er geen toetsen met de cijfers «1» en «0». Fabrikanten beschouwden ze als overbodig: in plaats van één gebruikte men de kleine letter «l», en in plaats van nul de hoofdletter «O». Deze aanpak vereenvoudigde de constructie en verlaagde de productiekosten. Gebruikers raakten er snel aan gewend, en zelfs in de handleidingen werd aanbevolen de «1» met een kleine «l» te typen. Pas in latere modellen, waaronder de IBM Selectric, verschenen aparte toetsen voor de cijfers «1» en «0».
- Ongelooflijke typerecords. Al in de jaren 1880 begonnen de eerste officiële wedstrijden in typesnelheid. Een van de beroemdste vond in 1888 plaats in Cincinnati tussen Frank McGurrin en Louis Traub. De winnaar was McGurrin, die met de «blinde tienvingermethode» typte en een snelheid van 98 woorden per minuut behaalde. Vanaf dat moment werd snel typen niet alleen als een professionele vaardigheid gezien, maar ook als een wedstrijdvorm, die in de 20e eeuw vele records opleverde. In 1923 vestigde Albert Tangora een record door een uur lang te typen met een gemiddelde snelheid van 147 woorden per minuut op een mechanische machine. Het absolute record van de 20e eeuw behoort tot de Amerikaanse Stella Pajunas: in 1946 bereikte zij een snelheid van 216 woorden per minuut op een elektrische IBM-machine. Ter vergelijking: de gemiddelde gebruiker typt tegenwoordig ongeveer 40 woorden per minuut. In het computertijdperk verschenen nieuwe records op speciale toetsenborden en alternatieve indelingen, maar de prestatie van Pajunas op de standaard QWERTY bleef onovertroffen.
- De typemachine en de staat. In de Sovjet-Unie stonden typemachines onder strenge controle. Uit angst voor samizdat voerden de autoriteiten verplichte registratie in van elke machine bij het ministerie van Binnenlandse Zaken. In de fabrieken werden van elk exemplaar «afdrukken» van alle symbolen gemaakt en in archieven bewaard: elke machine had zijn eigen unieke «handschrift», waarmee experts de bron van een tekst konden identificeren. Ongeregistreerde machines waren bijna onmogelijk te verkrijgen, en illegaal typen werd streng bestraft. Toch bestond samizdat: enthousiastelingen smokkelden machines uit het buitenland en typeten verboden boeken, die in duizenden exemplaren werden verspreid. Dit werd een van de opmerkelijke hoofdstukken in de geschiedenis van het typen.
De typemachine legde een weg af van exotische uitvinding tot alledaags kantoorgereedschap, en liet een diepe indruk achter in cultuur en technologie. Juist zij maakte mensen vertrouwd met het idee dat tekst in hoge snelheid kon worden gemaakt, en dat het schrijfproces geautomatiseerd kon worden. Rondom de machines ontstond een eigen ecosysteem: methoden voor het onderwijzen van blind typen, wedstrijden in snel typen, literaire voorstellingen — denk alleen al aan Jack Nicholson, die op een typemachine typt in de film «The Shining» (1980).
Vandaag zijn typemachines geschiedenis, maar hun geest leeft in elk computerklavier. De vaardigheid van snel en correct typen, die meer dan een eeuw geleden ontstond, heeft niets aan waarde verloren — integendeel, in het informatietijdperk wordt zij meer dan ooit gewaardeerd. Door de geschiedenis van de typemachines te bestuderen, begrijpen we beter de waarde van deze vaardigheid en de intellectuele elegantie die het kunst van typen met zich meebrengt. Het is geen toeval dat blind typen vaak wordt vergeleken met het bespelen van een muziekinstrument — hier zijn nauwkeurigheid, gevoel voor ritme en vele uren oefening even belangrijk.
Typesnelheid is niet alleen een deel van de geschiedenis, maar ook een nuttige vaardigheid in het heden. Door eenvoudige typtechnieken onder de knie te krijgen, kan de efficiëntie van het werk aanzienlijk worden verhoogd. Hierna zullen we de basisregels van het typen bespreken en advies geven, zowel voor beginners als voor degenen die al zeker zijn in snel typen. Klaar om van theorie naar praktijk te gaan? Dan — aan het toetsenbord!